techniek – vuur
Vuurstoken (Basis)
Vuurtje stoken hebben we allemaal wel eens gedaan, stiekem achter in de tuin of samen met de leiding bij het troephuis. Vuur stoken is leuk maar kan ook erg gevaarlijk zijn. Daarom is het goed om te weten waar je mee bezig bent en waar je allemaal op moet letten.
Met een fles benzine een stapel pallets in de fik steken kan iedereen, daar is geen kunst aan. Dit is dus niet wat ik bedoel met vuur stoken. Het is niet alleen gevaarlijk (te groot en te veel vonken) maar het vuur dient ook geen enkel doel (behalve dat je andermans afval staat te verbranden). Ook geeft het achteraf veel rommel (spijkers en nieten).
WELK DOEL
Voordat je begint met het opbouwen van een vuur moet je eerst bepalen waar je het vuur voor wilt gaan gebruiken, wat is het doel van het vuur? Ga je koken, bakken of stoven? Bouw je een vuur om je aan te warmen of natte kleding aan te drogen? Moet het vuur veel licht geven of ga je voor sfeer en gezelligheid? Voor iedere gelegenheid is er wel een type vuur dat daar het beste geschikt voor is
BRANDDRIEHOEK
Er ontstaat alleen vuur wanneer er drie elementen aanwezig zijn.
Zuurstof (lucht), brandstof (hout), en warmte.
VERSCHILLENDE SOORTEN VUUR
Koken: tafelvuur, kribvuur, jagersvuur, commandovuur, kraanvuur, houthakkersvuur, kuilvuur
Gezelligheid: wigwamvuur of tipivuur, stervuur, pagodevuur of blokvuur, isolatievuur
Drogen: reflectorvuur
KLEIN BEGINNEN.
Neem de tijd om je vuur goed op te bouwen voordat je het aansteekt.
Wanneer je vuur op de grond gaat stoken moet je er voor zorgen dat je na afloop geen brandplek achterlaat. Grasplaggen steek je van te voren uit en bewaar je, deze kun je later weer terugleggen!
Zorg ook voor voldoende reserve stookhout zodat je tijdig nieuw hout kunt toevoegen wanneer het begint te branden. Wanneer het hout nat is leg je het reservehout rond het vuur zodat het vast kan opdrogen.
Bij alle vuren geldt dat je klein moet beginnen, want hoe kleiner je begint hoe makkelijker iets kan gaan branden (hoe dunner een takje hoe beter). Zeker wanneer het hout vochtig is!
vuurtondel
Gebruik eens een plukje droog gras (een tondel) dat een beetje in elkaar gevlochten is Je kunt dit ook maken van een aantal dunne twijgjes. Berkenschors kun je ook prima gebruiken bij het starten van je vuur. Deze schors is namelijk zo dun als papier en brand dus makkelijk.
Je kunt ook allemaal inkepingen maken in een takje. Hierdoor vergroot je het makkelijk brandbare oppervlak waardoor het takje makkelijker aan zal gaan.
hars
Hars verzamel je door een scherp puntig stokje in een naaldboom te prikken. Zodra je dit gedaan hebt, begint de boom te bloeden en heb jij een perfect materiaal om je vuur te starten. Sommige naaldbomen bloeden ook doordat het erg warm is, hars wordt namelijk vloeibaarder naarmate het warmer wordt. Dit kun je zien doordat er op de boom witte strepen en/of vlekken zitten. Hars plakt wel heel erg en krijg je lastig van je huid en kleding af.
kaarsen
Wanneer je een kaars smelt en een stokje in het kaarsvet doopt kun je dit stokje prima gebruiken om het vuur te starten. Je kunt natuurlijk ook een waxinelichtje meenemen van huis en deze in het midden van je beginnend vuur zetten.
mayahout
Wanneer je zeker wilt weten dat je het vuur aankrijgt, ga dan naar de Scoutshop en koop daar een bundeltje “Mayahout”. Dit hout bevat zeer veel hars en kan je in één keer aankrijgen met een lucifer of een aansteker.
WELK TYPE VUUR GA JE BOUWEN?
WIGWAMVUUR
Dit vuur wordt vanuit het midden opgebouwd van dunne en kleine takjes. Hieromheen zet je steeds grotere takken en stammen. Zorg ervoor dat er voldoende gaten in het bouwwerk zitten voor de zuurstoftoevoer met een grote opening aan de windzijde. Zodra het geheel goed in elkaar zit moet het mogelijk zijn om met 1 lucifer de piramide in het midden aan te steken.
Bij het wigwamvuur of tipivuur horen nog een aantal soorten, dat je als extraatje kunt toevoegen:
Het wigwamvuur met een grote stam aan 1 zijde => Het is de bedoeling dat je het vuur eerst flink heet laat worden en dan langzaam een grote (boom)stam in het vuur duwt. De stam wordt dan langzaam verteert door de vlammen en je duwt tegelijkertijd de stam steeds verder in het vuur.
PAGODE- of BLOKVUUR
Je kunt ook, in plaats van een stam, een blokvuur of een pagodevuur om de piramide heen bouwen. Je bouwt dan een soort blokhutje, zonder dak met in het midden de wigwam. Dit heeft als voordeel dat je er ook nat hout bij kunt gebruiken deze worden dan gedroogd door de warmte van het vuur. Nadeel van deze methode is dat je de “blokhut” pas kunt bouwen nadat je het
wigwamvuur al in de brand hebt. Anders moet je erg moeilijk doen om je lucifer op de juiste plaats te krijgen.
STERVUUR
Deze techniek kan je het beste gebruiken wanneer het vuur al brand. Je legt gewoon een aantal niet al te dikke balkjes hout op het vuur, in de vorm van een ster, en laat het vuur rustig zijn gang gaan. Je hebt dan betrekkelijk lang plezier van de vlammen zonder al te veel werk.
REFLEKTORVUUR
Het opstaande wandje reflekteert de warmte van het vuur zodat het uitstekend geschikt is om bij te koken en te drogen. Je kunt het wandje ook gebruiken
voor het drogen van het stookhout, verwissel dan de balkjes steeds voor nieuwe, nog vochtige balkjes. Het wandje is ook geschikt om het vuur af te schermen bij harde wind.
TAFEL- en KRIBVUUR
Een hele luxe manier om op houtvuur te koken. Maak twee X-vormige constructies van elk twee palen. Zet ze op een meter uit elkaar in de grond.
Maak tussen de twee een bed van palen wat je bedekt met zand, omgekeerde grasplaggen en/of stenen (stenen worden erg heet en kunnen knappen, oppassen dus). Leg aan de zijkanten een balk waar het rooster op kan steunen. Je kunt nu bij goed en bij slecht weer prachtig stoken.
Ook kun je een “tafelvuur” maken hierbij maak je gebruik van 2×2 paaltjes en een tussenbalk die je stevig in de grond zet. Over de twee balken leg je weer een aantal balken afhankelijk hoe groot je de tafel wilt hebben en klaar is het.
JAGERSVUUR
Aan beide zijden van de stookgang, die enigszins nauw toe moet lopen, met de wijde ingang aan de zijde waar de wind vandaan komt, maak je muurtjes van randhout of stenen. Hier plaats je een kookrooster op. Als je het muurtje van hout maakt, bedek je de balkjes met aarde of zand en besproei je het eventueel met wat water, anders verbranden ze snel. Het jagersvuur kan ook uitstekend op een krib of tafel worden gebouwd.
COMMANDOVUUR
In een steile wand wordt vlak onder de rand een gat gegraven, waarin het vuur wordt gestookt. Loodrecht hierop maak je een gat, waardoor de vlammen omhoog komen en waarop je een pan kunt zetten. Het vuur kan alleen in redelijk stevige grond worden gegraven. Let op dat de schuingegraven ingang naar de wind staat. De vlammen komen dan omhoog. Je stookt het vuur door hout toe te voegen door de horizontale of schuine ingang.
HOUTHAKKERSVUUR
Het houthakkersvuur is een simpel kookvuur. Je legt twee moeilijk brandbare stammen of rijen stenen naast elkaar, waartussen zo een geul ontstaat. Aan de windkant is die geul het breedst en loopt dan langzaam naar elkaar toe. Daarboven wordt met enkele V-stokken een constructie gemaakt waar je een pan aan kunt ophangen.
KRAANVUUR
Het kraanvuur ontstaat door met een lange tak een pan boven een tipi (of wigwam) -vuur te hangen.
KUILVUUR
Dit bijzonder voor koken geschikt vuur, straalt de warmte naar boven uit. Men graaft een rond gat en plaatst de stammetjes dicht naast elkaar tegen de wind. Op de bodem van de kuil ontsteekt men een fel vuur. Het vuur brandt de stammetjes langzaam op. Wanneer je dit vuur combineert met het isolatievuur krijg je een nog beter vuur dat langer voor meer hitte zorgt zonder al teveel vlammen.
KRISKRASVUUR
Ook dit vuur begin je met een tipi. Daaromheen bouw je weer een pagode, die je helemaal opvult met dunner hout. Als het vuur brandt moet je zorgen dat je doorgebrande houtjes en balkjes op tijd vervangt. Dan kan het vuur heel lang in de originele vorm blijven branden en zal het niet instorten. Je houdt van dit vuur een enorme berg as over. Een kriskrasvuur is minder geschikt voor een kampvuur, omdat je constant bezig bent met stoken, wat erg hinderlijk kan zijn bij een kampvuurprogramma.
STOOKTIPS
wind
Maak als het hard waait een stervuur. Zo voorkom je dat de vlammen overal heen slaan omdat het vuur vrij laag bij de grond blijft. Ook kun je in zo’n geval een reflectorvuur bouwen met de reflector aan de windzijde.
regen
Bouw een pagode waarbij je de balkjes en stronken zo dicht mogelijk op elkaar legt, dit bereik je het best door de balken schuin neer te leggen. Er komt dan voldoende zuurstof bij en de stronken houden het water buiten. Zorg er wel voor dat er voldoende klein hout in de pagode is om het vuur aan te houden totdat de grotere stammen ook vlam gaan vatten.
rook
Let op dat er voldoende zuurstof bij het vuur kan, trap het vuur dus niet in elkaar met je schoen! Hierdoor voorkom je dat het vuur veel rook geeft. Gebruik ook zoveel mogelijk droog hout, ook dit geeft minder rook.
leegbranden
Wanneer je het vuur net hebt aangestoken zal het vuur van binnen gauw leegbranden. Let dus op dat je niet alleen aan de buitenkant hout tegen het vuur zet maar ook steeds de binnenkant aanvult met kleine takken. Je kunt je vuur ook op een vloertje van houten balkjes bouwen, dan kan het vuur ook naar beneden toe branden!
kleding
Denk aan je kleding. Zorg dat je geen snel brandbare kleding aan hebt. Een fleecetrui is lekker warm als je ’s avonds een vuurtje moet opbouwen maar smelt heel snel als het warm wordt. Doe liever een paar lagen veiliger kleren aan. Op die manier kun je ook later nog eens een laagje uitdoen als het door het vuur te warm is geworden. Pas op met Nylon!
taakverdeling
Stel iemand aan die verantwoordelijk is voor het vuur. Hiermee voorkom je dat iedereen hout op het vuur gooit waardoor het vuur te groot wordt en je al gauw geen reservehout mee hebt. Er zijn mensen die stoken en mensen die koken (samenwerken dus!)
kookvuur
Begin met het stoken van een flink vuur met veel hout en warmte. Laat het grotendeels uitbranden zodat je een gloeiende hoop as overhoudt. Zet de pannen er boven en stook verden met kleine takjes en dennenappels. Je hebt nu een vuur met veel warmte en weinig vlammen, ideaal om boven te koken dus!
stookverbod
Indien je niet mag stoken kun je natuurlijk altijd een barbecue(kamp)vuur maken. Leg een lapje vlees op het rooster en stook er een klein vuurtje naast, dit mag altijd!
pannen
Door het koken op vuur worden de pannen altijd smerig aan de onder- en zijkant. Een handige manier om dit te voorkomen is het onder de pan aanbrengen van wat aluminiumfolie. Je kunt ook de buitenzijde van de pan insmeren met groene zeep!
VEILIGHEID
Houdt onderstaande regels goed in acht!
Alleen stoken wanneer er volwassenen bij zijn die weten wat ze doen.
Nooit spelen met het vuur, voordat je het weet staat er meer in de fik dan de bedoeling is.
Zorg ervoor dat er altijd water aanwezig is tijdens het stoken. Ook een schep mag niet ontbreken.
Zorg ervoor, dat er “windmee” geen dor gras, naaldbos, heideveld, of tentenkamp bevindt. Ook stoken onder een boom met laaghangende takken kan gevaarlijk zijn.
Stook niet op een begroeide plaats, steek liever een paar graszoden uit en leg die ondersteboven (gras op gras) weg, ze kunnen later dan weer teruggelegd worden.
Heeft de bodem, veel plantenresten, wortels enz.. dan kan een vuur makkelijk ondergronds verder gaan en dagen later weer ergens anders de kop op steken! Een zanderige ondergrond is dus het best geschikt. Maak eens een isolatievuur. Je legt een aantal balkjes neer welke je afdekt met zand en/of modder. Op dit “vloertje” kan je vervolgens meerdere soorten vuren bouwen. Bij twijfel kan men het beste een tafelvuur maken.
Nooit met benzine een vuur aanmaken of beter laten branden. Omdat de dampen lang blijven hangen kan het gebeuren, dat bij het ontsteken van het vuur er een grote steekvlam komt, ook kan de vlam in de jerrycan slaan met alle gevolgen van dien.
Vraag altijd toestemming bij de beheerder van het kampterrein of bij een boswachter.
Zorg altijd dat er bluswater in de buurt is.
Om te voorkomen dat er teveel stoom ontwikkelt tijdens het doven van het vuur, kun je er eerst wat zand overheen gooien. Ruim alle as- en houtresten na het stoken weer netje op.
EIGENSCHAPPEN HOUT
Berk: De schors en twijgen vormen goed aanmaakmateriaal. Berkenhout brandt snel en helder. Ideaal voor een snel vuur.
Beuk: Geeft een goede, grote en regelmatige vlam. Zowel levend als dood goed brandbaar. Altijd goed.
Den: Twijgen en dennenkegels vormen goed aanmaakmateriaal. Het dennenhout brandt vlug weg. De as van de dennenkegels is ideaal voor het bakken van brood en om aardappels in te poffen.
Eik: Deze harde houtsoort geeft een bestendig vuur en vormt prima as. Echter is lastig om te gebruiken als aanmaakhout
Es: Ook in vochtige toestand brandt dit hout goed en ruikt lekker.
Esdoorn: Brandt goed, maar snel. Niet geschikt voor het aanmaken van een vuur. Verspreidt een scherpe geur.
Hulst: Voldoet goed.
Iep: Brandt alleen in goed droge toestand. Slecht aanmaakmateriaal.
Kastanje: Mits dood en kurkdroog levert het goede hitte. Anders is het ongeschikt.
Lariks: Gevaarlijk vanwege de vonkvorming. Liever niet gebruiken.
Linde: Moet goed droog zijn en is het best te gebruiken met andere houtsoorten samen.
Meidoorn: Levert goed aanmaakmateriaal en bakt het zoetste brood.
Populier: Brandt alleen als het gortdroog is en stinkt gemeen.
Vuurstoken (Verdieping)
Het belangrijkste onderscheid in de brandstofsoort is de calorische waarde van brandstof.
De calorische waarde geeft aan hoe snel een brandstof in staat is 1 kg water van 14.5 graden Celsius naar 15,5 graden Celsius, bij atmosfeerdruk, te verwarmen.
De verbrandingswaarden van brandstoffen zijn o.a. hout 16 gJ/m3; benzine 33 gJ/m3; dieselolie 36 gJ/m3; spiritus 18 gJ/m3; butaan 110 gJ/m3; propaan 94 gJ/m3. waarbij gJ staat voor gigajoule. Dit geeft al aan dat de ene brandstof sneller een liter water zal verwarmen dan de andere brandstof. Maar wat betekent de brandstofsoort verder nog voor de eigenschappen en toepassingen van de brander. Veel! Om dit duidelijker te maken eerst een stukje over de eigenschappen van de brandstoffen:
PETROLEUM
In Nederland zie je petroleumstellen bijna alleen nog op de rommelmarkt maar nog niet zo lang geleden werd er, in het normale huishouden, nog volop op gekookt (huisbrandolie).
Er verdampt heel weinig en petroleum is daardoor weinig explosief en geschikt om mee in de voortent van je tent te koken. Het stink echter behoorlijk dus het vullen van de tank moet je niet in je tent doen. Gezien de kwetsbaarheid van textielvezels voor dit soort stoffen is dit sowieso niet aan te raden.
Petroleum moet altijd voorverwarmd worden en in het beginstadium roet de brander erg veel. Op dit moment worden petroleumbranders in de buitensport haast niet meer gebruikt.
Petroleum is in Afrikaanse en Aziatische landen wel (regionaal) goed verkrijgbaar. In Amerika wordt petroleum ‘kerosene’ genoemd (niet te verwarren met onze ‘kerosine’ dat daar ‘jetfuel’ genoemd wordt), in Franssprekende landen ‘petrole’ en in Spaanssprekende landen ‘petroleo’.
SPIRITUS
Brandstof op alcoholbasis. Bevat ethanol (ethylalcohol) en toevoegingen, om het drinken van spiritus te ontmoedigen; het percentage alcohol is namelijk niet zo goed voor je lichaam en door de toevoegingen wordt de accijns betaling ontlopen. In het buitenland wordt als toevoeging Methanol gebruikt (in Nederland een mengsel van methanol, aceton,pyridine en andere stoffen), de blauwe kleurstof wordt toegevoegd om duidelijk te maken dat de stof niet drinkbaar is. Zowel Methanol als pyridine zijn stoffen die voor de mens zeer ongezond zijn.
Redsprit – onder deze naam is spiritus in Scandinavië te koop – is Methanol met onsmakelijke toevoegingen. Methanol heeft een hogere verbrandingswaarde en presteert dus beter, maar Methanol is tevens zeer giftig. Spiritusbranders werken heel simpel, de vloeistof zit in een open ‘schaaltje’. Door een vlam direct met de brandstof in contact te brengen, gaat deze branden. Doordat er maar een kleine hoeveelheid brandstof is en weinig dampen, krijg je geen steekvlammen. Het vuur wordt gedoofd door de zuurstoftoevoer af te sluiten: een stukje metaal wordt over het schoteltje geschoven waardoor de vlam dooft.
Dampen vormen bij spiritus geen probleem, in de tent koken is daardoor mogelijk. (met alle muggen in Scandinavië begrijp je direct dat spiritus daar zo populair is). Maar een vriend van ons claimt dronkenschap ten gevolge van het koken in de tent, met een spiritusbrander! Een alerte lezer van deze site attendeerde ons ook op gevaar dat het omschoppen/omgooien van de brander in de tent zou kunnen inhouden: de spray van brandende alcohol kan dramatische gevolgen hebben. Waarmee maar weer eens bewezen is dat koken in de tent eigenlijk nooit handig is!
De verkrijgbaarheid van spiritus buiten europa is echter niet groot. In Spaanssprekende landen wordt spiritus ‘espiritu’ genoemd of ‘espiritu de vino’, in Franssprekende landen ‘espirit-de-vin’ of alcool. Spiritus is niet goed bruikbaar bij lage temperaturen, tenzij er extra hulpmiddelen gebruikt worden.
GAS
Kan butaan, propaan, of een mengsel van butaan en propaan zijn. Gasbranders zijn verkrijgbaar met grote (losse) gasflessen, voor het koken voor grotere groepen of in boot, caravan of camper maar ook in de zogenaamde Camping Gaz variant; kleine doorprikblikjes of ventieltankjes waar de brander zelf opgeklikt wordt.
Deze soorten zijn voor rugzakgebruik het meest geschikt. Ook een aantal andere merken / branders maken gebruik van losse gastankjes, die niet altijd onderling uitwisselbaar zijn. In Noord Amerika (Coleman is de huidige eigenaar van Camping Gaz) en in de meeste Europese landen,goed verkrijgbaar, maar daarbuiten slecht verkrijgbaar.
Het gas wordt vloeibaar omdat het in de tank is samengedrukt. De tankjes staan dus altijd onder druk. De stoffen propaan en butaan zijn erg explosief. Koken in de tent is hierdoor uit den boze, vervoer van de tankjes en vliegtuigen idem dito. Opslag in een warme auto is eigenlijk onverantwoord.
Het zijn wel ‘schone’ brandstoffen, vervuiling van de brander komt minder voor dan bij benzinebranders. Lage temperaturen zijn voor de gasbrander vaak niet weggelegd, tenzij het gasmengsel aangepast wordt, bijvoorbeeld door het propaangehalte te verhogen, hoe meer propaan, hoe beter de brander zal presteren bij lage temperaturen. In de bergen is het ophogen van het gehalte propaan van minder belang want hoe hoger, des te lager de luchtdruk, hoe beter het gas stroomt, hoe beter gasbranders het doen.
De verpakking van Camping Gaz is altijd butaan (niet geschikt voor winterkamperen). Butaanverpakking heeft internationaal altijd de kleur blauw, propaan is in grijze verpakking opgeslagen. Gasflessen zijn berucht voor hun ongelukken bij onzorgvuldig gebruik. Gastankjes moeten mee teruggenomen worden uit de natuur en zorgvuldig afgevoerd. Dat is niet overal goed mogelijk waardoor de tankjes redelijk milieuvervuilend zijn.
Gas verwarmt niet zo goed als benzine en is dus duurder in het gebruik en de literprijs van gas is hoger dan van benzine. In franssprekende landen worden gastankjes vaak aangeduid met ‘bonbonne de gaz’, in het spaans wordt gesproken over ‘gas’ of ‘butano’
AUTOBENZINE GELOOD/SUPER
Aardolieproduct. Hoge calorische waarde, maar de slechtste keus uit gezondheidsoogpunt gezien. Autobenzine bevat sowieso allerlei toevoegingen die voor automotoren ongetwijfeld heel goed zijn, maar het milieu en het menselijk lichaam reageren daarop echter slecht.
Het lood uit de loodhoudende benzine wordt niet verbrand. In de tent of zelfs onder de luifel koken is daarmee – eigenlijk – onmogelijk gemaakt.
In sommige landen is de benzine zo vervuild, dat elke dag de brander schoonmaken tot routine wordt.
De werking van de benzinebrander: de brandstof in de tank wordt op druk gebracht door te pompen. De brandstof wordt: of in de brandkop gebracht en verdampt, of wordt over de branderkop heen gevoerd en door de warmte die daar al is (door de voorverwarming) vergast. De brander brandt dus op vergaste benzine.
De brandstoffles moet dus altijd bestand zijn tegen druk waardoor niet elke fles geschikt is. Voor de vervolgeigenschappen: zie de overige benzine. In het spaans heet benzine ‘gasoline’, in het frans ‘essence’
AUTOBENZINE ONGELOOD
Ondanks de naam bevat ook ongelode benzine restjes lood. Alle benzine bevat benzeen. Alle benzine is zeer vluchtig en dus explosief.
Benzinebranders functioneren goed bij lage temperaturen, benzine is goed verkrijgbaar en is relatief goedkoop.
Loodvrije benzine daarentegen is weer niet overal goed verkrijgbaar en niet alle benzinebranders werken goed op loodvrije benzine.
Benzine stinkt en kleine druppels uit slang of kleine lekkages veroorzaken al een penetrante geur die overal intrekt. Brandstoffles en voedsel in dezelfde rugzak zou je moeten vermijden maar dit is in de praktijk niet altijd doenlijk.
Het vullen van de brandstoffles moet zorgvuldig gebeuren en daarbij is knoeien op de handen haast niet te voorkomen. Je krijgt het maar moeilijk van je handen en benzine in voedsel is, net als bij spiritus, erg ongezond en onsmakelijk.
Sommige benzinebranders moeten voorverwarmd worden (met pasta of andere brandstof). Veel benzinebranders zijn niet of moeilijk regelbaar.
Brandstofflessen die van de brander zelf zijn los te koppelen, verdienen de voorkeur: dit is veiliger en gemakkelijker bij het vullen en vervoeren.
In de prijsvergelijking tussen de soorten branders moet de prijs van de brandstoffles dan wel worden meegerekend.
In het spaans heet loodvrije benzine gasoline sin plombo, in het frans ‘essence sans plomb’
KOOKPUNTBENZINE
Hiermee wordt wasbenzine (merknaam:Coleman fuel) bedoeld. Wordt ook onder de Engelse naam ‘white spirit’ aangeboden. Coleman fuel is iets duurder dan wasbenzine. Bij gebruik van wasbenzine moet soms voorverwarmd worden, met Coleman fuel is dit meestal niet nodig.
Wasbenzine heet in het frans ‘essence filtre blanche, in het spaans ‘gasolina de lavado’.
Kookpuntbenzine is relatiefschoon, functioneert goed bij lage temperaturen, maar is duurder dan gewone benzine en niet overal verkrijgbaar. Wasbenzine, dat dezelfde eigenschappen heeft, is veel voordeliger en is beter verkrijgbaar.